Lohuis

1853-10-30 Bremerhaven
'New England'
1853-12-27 New Orleans

Adolf, arbeider, man, 27 jaar, Roomsch Catholiek, mingegoed, niet aangeslagen voor belasting, vrouw, vooruitzicht op een beter bestaan.
Adolph Lohuis, geboren circa 1825 te Coevorden, zoon van Johannes Gerhardus Lohuis en Margaretha Plas, klompenmaker aan de Dedemsvaart. Gehuwd met Anna Helena Berg.

Een huiveringwekkende reis

De halfbroers Johannes Klumper en Adolf Lohuis vertrokken naar Ohio om een behoorlijk bestaan op te bouwen. De jongemannen waren in Coevorden geboren. Nadat moeder Margaretha Plas was hertrouwd met Johannes Gerhardus Lohuis vestigde men zich aanvankelijk in Avereest en later aan de Dedemsvaart in de gemeente Ambt Hardenberg. Nadat vader Lohuis in juni 1852 was gestorven, trok hun pasgetrouwde broer Albertus met zijn vrouw bij hen in. Hij kon zo de zorg op zich nemen voor zijn moeder en zijn nog jonge zusje Femia. De Rooms-Katholieke broers waren arbeiders aan de Dedemsvaart. Jan was 34 jaar oud en had verkering met Maria Katharina Wesseling. Zijn halfbroer Adolf was 27 en ging om met Anna Helena Berg. Van Adolf weten we dat hij kort voor zijn vertrek huwde, maar of Jan hier ook is getrouwd, is niet helemaal duidelijk. Het staat wel vast dat ze met hun vrouwen naar Amerika vertrokken op het schip 'New-England'. Op zondag 30 oktober 1853 zeilden ze uit Bremerhaven om nagenoeg twee maanden later bij Slaughterhouse Point in New Orleans, Louisiana voor anker te gaan.

Het werd een afgrijselijke tocht. Het schip vervoerde 465 passagiers, hoofzakelijk jongeren uit het Hannoverse, die 23 Amerikaanse dollars hadden neergeteld voor de overtocht. Uit een bewaard gebleven brief bleek dat ze pas de tweede dag voor het eerst een beetje voedsel kregen. Een van de opvarenden was August Dreseler, een 21-jarige schoenmaker op weg naar St. Louis. Deze schreef aan zijn ouders: 'We kregen ongeveer vier ons vlees, wat veel te weinig was. Vanaf de derde dag kregen we elke morgen om 10 uur een kopje koffie en 's middags tussen vier en vijf een beetje stamppot. Het was zo weinig dat we het amper konden weer vinden. We kregen de eerste drie weken geen water te drinken, toch hadden we daar wel voor betaald. Er was een scheepstimmerman, een afschuwelijke vent met een hart van steen, die het eten moest uitdelen. In de laatste week hadden we 90 vaten water aan boord en toen een zieke vrouw die stervende was, hem vroeg om een slokje water, opende hij zijn broek met de bedoeling... Ja, hij behandelde de mensen heel wreed. Welnu lieve ouders, dit is genoeg, ik zou boeken vol kunnen schrijven over de verschrikkelijke manier waarop we behandeld zijn. Ik kan jullie verzekeren dat van de 110 gestorven mensen op ons schip de meesten zijn bezweken door gebrek aan water. En nu lieve ouders moet ik jullie het droeve bericht meedelen dat mijn zuster Wijchen (Lewa Dreisser) ook is gestorven, op 12 november om half negen, na ontzettend te hebben geleden. Ze heeft Amerika nooit gezien, misschien wel tot haar eigen bestwil. Mevrouw Hagemann stierf op de vijftiende november en haar zoon op de 21ste, evenals Fritz Kulmann. Toen we in New Orleans arriveerden gingen we direct naar de German Society en dienden een klacht in tegen de kapitein en diens gehele bemanning. Ze werden allen meteen gearresteerd. De kapitein betaalde een grote borgsom, anders had hij ook direct naar de gevangenis gemoeten. Het schip werd in beslag genomen en zal waarschijnlijk worden verkocht. Ik wil niemand ontmoedigen om naar Amerika te gaan, maar evenmin zou ik iemand willen aanmoedigen.'

afscheid
'Het Afscheid' (Antonia Volkmar, 1860)

Ook Carl Sieveking, een 20-jarige tabaksmaker schreef een brief met dezelfde strekking. Hij verhaalde ook van de karige hoeveelheid voedsel en drinken die ze tijdens de reis kregen. Volgens hem waren op de zestiende november al 65 mensen gestorven. Vervolgens schreef hij:
'We zeilden niet door het Kanaal maar rond Engeland. We zagen ook enkele enorme vissen, die wel 600 pond gewogen moeten hebben. Ook zeemeerminnen die op mensen leken en vliegende vissen en verschillende dieren die we niet kenden.'
Hij besloot zijn relaas met de opmerking dat men in Amerika veel geld kon verdienen. Een sterke man beurde daar wel $2. 50. Daarbij sprak hij de wens uit dat niemand een reis zoals hij had meegemaakt zou hoeven ondervinden. Eerst acht weken op zee, met zo'n slechte behandeling, en daarna nog eens een reis van zeven weken op de Mississippi voordat hij in St. Louis was aangekomen.

In de krant 'The Daily Picayune', verscheen op 28 december het volgende bericht. Het schip New-England met aan het roer kapitein Orr, arriveerde deze morgen uit Bremerhaven met immigranten. Bij vertrek had ze 500 passagiers aan boord, maar verloor tijdens de reis 70 van hen door ziekte. Het is vastgesteld dat er nu geen enkel geval van ziekte aan boord is en dat het schip voor honderd procent schoon is.

Op woensdag 4 januari 1854 berichtte dezelfde krant over het proces dat 21 Duitse emigranten, onder aanvoering van Peter Kramme, aanspanden tegen kapitein Orr en de eigenaars van het schip New-England. Zij claimden voor henzelf, hun vrouwen en kinderen $500 schadevergoeding voor elk. Ze vertelden dat ze geboekt hadden op bepaalde condities, zoals een zekere hoeveelheid vers water, brood en vlees. Het contract was volgens hen grof en barbaars geschonden. Ze hadden ontzettende honger en dorst geleden gedurende de reis. Hun gezondheid was daardoor hard achteruit gegaan.

In juni deed de rechter in Louisiana uitspraak. De aangeklaagden werden niet schuldig bevonden, wat hij in ongeveer 2800 woorden toelichtte. Dekapitein en zijn bemanning hadden hun passagiers goed behandeld. Het achterhouden van water was op aanraden van de zegslieden van de opvarenden gebeurd. Zij zouden dan meer water tot hun beschikking hebben op het laatste gedeelte van hun reis in de tropen. De doden waren te wijten aan de cholera die al in de haven van Bremerhaven heerste. Veel landverhuizers zouden al ziek zijn geweest voordat zij zich hadden ingescheept. De eerste sterfgevallen hadden aan boord plaatsgevonden, nog voordat het schip de haven verliet. De bemanning had geconstateerd dat de meeste passagiers benedendeks bleven. Ze waren te bang om aan dek een frisse neus te gaan halen. Had men dit wel gedaan, dan zou de cholera minder snel om zich heen gegrepen hebben en waren vele levens gespaard.

De rechter kon zich vinden in het verhaal van de kapitein. Hij vond de eisen van de passagiers buitensporig. Uit de verhoren van de klagers was bovendien gebleken dat hun getuigenissen, evenals hun schadeclaims, vaak overdreven en gedramatiseerd waren. En ook dat de meesten het niet zo nauw met de waarheid namen. De klagers hadden wel erkend dat de kapitein erg vriendelijk voor hen was geweest en zijn menselijkheid was ook wel gebleken uit de verklaringen van andere opvarenden. De klacht van de Duitsers werd daarom ongegrond verklaard.

Adolf LOHUIS (Lohaus, Lohus), klompenmaker, arbeider, geboren op 1825‑09‑12 te Steenwijksmoer, Coevorden (gezindte: R.K.), overleden op 1896‑06‑21 op 70-jarige leeftijd, begraven te Saint Mary Cemetery, Saint Bernard, Hamilton County, Ohio, USA, zoon van Johannes Gerhardus LOHUIS en Margaretha PLAS.
Gehuwd voor de kerk ca. 1852 met Anna Helena BERG, geboren op 1829‑06‑22 te Hanover, overleden op 1909‑03‑24 te Cincinnati, Hamilton, Ohio op 79-jarige leeftijd, begraven te Saint Mary Cemetery, Saint Bernard, Hamilton County, Ohio, USA.
Uit dit huwelijk:
1.             Herman LOHUS, geboren 1857 te Ohio, overleden na 1860‑ te Cincinnati.
2.             Adolph jr. LOHAUS, geboren 1861 te Ohio, overleden op 1911‑04‑22 te Manhatten, New York, begraven op 1911‑04‑26 te Saint Mary Cemetery, Saint Bernard, Hamilton County, Ohio, USA.
Gehuwd op 1909‑05‑18 te Hamilton County met Margaret REICHL, geboren 1873 te Germany.
3.             John LOHAUS, geboren 1863 te Ohio, overleden na 1880‑.
4.             Anna LOHAUS, geboren op 1864‑10‑15 te Cincinnati, Ohio, overleden op 1941‑11‑09 te Silverton, Hamilton op 77-jarige leeftijd, begraven op 1941‑11‑12 te Saint Mary Cemetery, Saint Bernard, Hamilton County, Ohio, USA.
5.             Mary LOHAUS, geboren 1867, overleden op 1912‑11‑10 te Cincinnati, Hamilton, Ohio.
6.             Herman LOHAUS, geboren op 1870‑06‑26 te Cincinnati, Hamilton, Ohio, overleden op 1950‑02‑19 op 79-jarige leeftijd.

Adolph jr. LOHAUS, geboren 1861 te Ohio, overleden op 1911‑04‑22 te Manhatten, New York, begraven op 1911‑04‑26 te Saint Mary Cemetery, Saint Bernard, Hamilton County, Ohio, USA.
Gehuwd op 1909‑05‑18 te Hamilton County met Margaret REICHL, geboren 1873 te Germany.
Uit dit huwelijk:
1.             Katherine REICKEL, geboren 1897 te Ohio.
2.             Elizabeth REICKEL, geboren 1899 te Ohio.
3.             Mary REICKEL, geboren 1901 te Ohio.
4.             George REICKEL, geboren 1903 te Ohio.
5.             Anna REICKEL, geboren 1907 te Ohio.

Terug Naar Boven