Berendsen 1846-10-03 Rotterdam |
Frans Berends, arbeider te Slagharen, Ambt Hardenberg, man, 57 jaar, Roomsch Catholiek, welgesteld, aangeslagen voor belasting in de 16e klasse, vrouw, vooruitzicht op een beter bestaan, Nieuw Orleans. Zijn vertrokken in de maand september 1846. Op de passagierslijst van de 'Wakona' staan onder meer:
|
||
Berendsen (1847 ) |
Frans' zoon Lambert Heinrich emigreerde rond 1847. | ||
Berendsen (1847) |
Frans' zoon Herm Hendrik, arbeider te Ambt Hardenberg, man, 28 jaar, Roomsch Catholiek, mingegoed, aangeslagen voor belasting in de 17e klasse, vrouw, 3 kinderen, vooruitzicht op een beter bestaan in New Orleans. Hij heeft geen goederen te gelde gemaakt, geschat vermogen 450 gulden , nat. mil. 7e afd. infanterie heeft 5 jaar gediend, signalement aanwezig. |
Berendsen 1846-00-00 Bremen'Abbott Lord'1846-12-28 New Orleans |
Jan Berend Berendsen, arbeider, 28 jaar, Roomsch Catholiek, mingegoed, niet aangeslagen voor hoofdelijke omslag, Nieuw-Orleans, vooruitzicht op een beter bestaan. Op de passagierslijst van de Bark Abbott Lord staat: Johann Behrens, Male, 27 uit Lutten. Ook zijn broer Clemens Berendsen wil naar Amerika. De broers bezitten bij vertrek geen vaste goederen, geschat vermogen is 300 gulden. In oktober en november 1846 werd er gecorrespondeerd over de milicien Clemens: |
Berendsen (1847) |
Weduwe van Geert Hendrik Berendsen, zonder beroep, arbeidster te Slagharen, Ambt Hardenberg, vrouw, 62 jaar, Roomsch Catholiek, behoeftig, aangeslagen voor belasting in de 16de klasse, vooruizicht op een beter bestaan in New Orleans. Ze heeft geen goederen te gelde gemaakt, geschat vermogen 60 gulden. Op een emigratielijst staat foutief dat ze met 2 kinderen is vertrokken. Het betreft denk ik bovengenoemde Jan en Clemens Berendsen, die apart vertrokken. Het sprookjeD. Hesselink-Zweers, eerder verschenen in 'Rondom den Herdenbergh'
Onder de landverhuizers van 1847 bevond zich Helena Engel Schoo die ook onder de naam Engel Kloes bekend stond. Zij was de weduwe van Geert Hendrik Berendsen en afkomstig uit Lengerich, Ambt-Freren in het koninkrijk Hannover. Met vier kinderen bewoonde ze een nederige woning in Slagharen en verdiende de kost als arbeidster in het veen. Op een vroege morgen in juli van het jaar 1835 was Engel druk in de weer met het kruien van mest naar haar land. Buurvrouw Anna Veltrop-Snijders, die ook een stukje grond bij haar woning had, was op hetzelfde moment bezig spurrie te snijden. Opeens stopte ze hiermee en kwam naar Engel toegelopen. Engels hoenders hadden in Anna's vruchten gezeten en alles vernield en dat nam ze niet langer. Engel antwoordde dat ze toch ook niet alles in de gaten kon houden! Ze was echt niet van plan om op die kippen te passen. Het ene woord lokte het andere uit. Op zeker ogenblik liep de woordenstrijd zo hoog op dat het gekijf in de hele buurt te horen was. Het bleek dat Anna altijd wel wat te zeuren had en voortdurend over Engel en haar overleden man roddelde. Anna verkondigde aan iedereen die het maar horen wilde dat Berendsen, de al lang overleden echtgenoot van Engel, zich na zijn dood nog regelmatig liet zien; soms in de gedaante van een haas, maar ook als een zwarte hond! Hij had zich zelfs een keer in zijn eigen gedaante vertoond. Met zijn gewone daagse kledingstukken bekleed had de gestorvene zich op een zekere plaats in Slagharen opgehouden. Deze kwaadsprekerijen geloofde Engel niet en ze was die roddelpraat meer dan zat. Engel werd zo kwaad dat ze schreeuwde: 'mijn overleden man heeft in zijn leven niemand kwaad of onrecht aangedaan'. Ze voegde er nog fijntjes aan toe dat haar man 'wel zoude rusten, als hebbende althans aan niemand te Lutten eenige aardappelen of koekettings ontstolen gehad.' Zo, die kon vrouw Veltrop mooi in haar zak steken. Anna werd erg kwaad om deze verdachtmaking. Ze liet dit echt niet over haar kant gaan en, in overleg met haar man haalde ze de veldwachter erbij om hiervan proces-verbaal op te laten maken. Ze konden deze lasterlijke praat, als zouden zij dieven zijn, toch niet ongewroken laten? Er waren genoeg getuigen geweest die het bekvechten hadden gehoord, zoals Berend Meijer en Anna Sibella Harmsen, de vrouw van Jan Dunhofft. Het kwam Engel ter ore dat Herm Hendrik Einhaus meer zou weten over de spookverschijningen. Na enig zoeken vond ze hem in het schaapsschot van Jan Herm Moorman te Slagharen. Deze Einhaus was een buitenlands kleermaker en woonde op de Heseper-Twist. Na enig aandringen bekende hij dat hij Geert Berendsen niet had gekend en ook nooit had zien rondwandelen, in welke gedaante dan ook. De elfjarige schaapherder Geert Hendrik Prenger kon hiervan getuigen. Toen Engel uiteindelijk bij de burgemeester op het matje werd geroepen zette ze eerst even recht dat ze niet Engel Kloes heette maar Leena Engel Schuh en 39 jaar oud was. En wat ze verkondigd had over de diefstal in Lutten, dat had ze alleen maar bij wijze van spreken gezegd; ze had ook geen namen genoemd. Ze had gedoeld op een sprookje of liedje over de diefstal in Lutten dat al sinds twee jaar in Slagharen van mond tot mond ging en wat heel vaak door de jongens werd gezongen. Enkele knapen hadden het zelfs gewaagd om dit liedje luidkeels voor Veltrops woning ten gehore te brengen. Engel had ook een paar mensen gevonden die konden getuigen dat vrouw Veltrop altijd praatjes rondstrooide over het na zijn dood rondspoken van wijlen haar man. Enkele dagen na de schermutseling met de buurvrouw had Engel bezoek gekregen van haar zoon Egbert Veltrop. Deze was vergezeld van zijn kameraad Einhaus, met wie Engel al in het schapenhok had gesproken. Er werden harde woorden gesproken. Ze legden Engel het vuur na aan de schenen door haar te verwijten dat zij had rondgestrooid dat de Veltrops de diefstal in Lutten hadden gepleegd. Ze scholden haar uit voor een slecht mens en voegden eraan toe dat zij, evenals haar man, na haar dood ook wel terug zou komen om te spoken. Toen Engel dit tegensprak riepen de jongens, zich op de borst slaand: 'Nu moet het woord eruit. Voor niets lopen de hazen niet uit uw huis!' En Einhaus kon zich nu opeens weer herinneren waar hij Engels man had gezien. Hij zou haar de plaats wel wijzen waar, ook aan hem, haar overleden man zich al spokende had vertoond. |