Dit stukje tekst werd geschreven door Clara Feyoena barones van Raesfelt-van Sytzama, vrouwe van Heemse.

Vijf jaar lang, van 1783 tot 1787, hield Clara dagelijks bij hoe het weer van de vorige dag was. Dat deed ze kort, bijv.: ‘dooiachtig, zuidwesten wind, nevel, stil’.

Achterin het dagboekje maakte ze per jaar een korte samenvatting. Over 1784 schreef ze:

“In de wintermaanden vroor het sterk, de nagtvorsten en rijp continueerden geheel april door; nog den 7 meij had het ’s nagts gerijpt, maar toen veranderde het weer ten goede. Den 8 dito was in de haag voor ’t huis eene hagebeuk groen uitgelopen. Den 9 dito lieten wij het vuurstoken na. Den 11 dito donderde en regende het met een zuidwesten wind; de donder bleef eenige dagen aanhouden, vervolgens wisselden reegen en droog schoon weêr zig telkens af de geheele somer door. De graanoogst was bij uitstek gezegend en er was een grote overvloed van boomvrugten”.