anno 1798

“Aan ’t Intermediair administratif Bestuur van ’t voormalig gewest Overijssel! De ondergetekenden, de eerste als markenrichter en de anderen als ingezetenen der boerschap Reeze in ’t Schoutämpt Hardenbergh gelegen, neemen de vrijheid Uw L(iede)n eerbiedst voor te dragen:

handtekeningen van inwoners van Rheeze.

Hoe dat de ingezetenen van Reeze (waarvan veelen meêr dan een half uur gaans van den school in ’t kerkdorp Heemse, waaronder zij gehoren, gelegen zijnde) niet in staat zijn om hunne jonge kinderen, anders bekwaam om dezelve, de school nabij zijnde, ter school te kunnen doen gaan, na Heemse ten dien einde te kunnen afzenden, ten ware zij die nog jonge kindertjes, die zichzelven nog in geenen deele voor de menigvuldige ongelukken die hun op zulk eenen langen schoolweg overkomen kunnen, weten te hoeden, daar aan alle dagen wilden exponeren, en zich dus zo lange die van ’t school niet weder te huis te rug gekeerd zijn, alle oogenblikken hunne harten door vrees en zorgen, daarover willen doen beklemmen.

En vermids aan zoveele boerschappen onder ’t Schoutämpt van den Hardenbergh, die ruim zo na en zelvs veel nader aan de schoolen ten Hardenbergh en Heemse gelegen zijn, als deze boerschap Reeze waarin de remonstranten woonen, van ’s landswegen een jaarlijksch tractement voor eenen schoolmeester toegelegd is, en daar remonstranten of wel de boerschap Reeze, even zo wel en niets minder als die andere boerschappen aan wien zodanig tractement is toegelegd, hunne of haar aandeel dragen in de gehevene ’s landsmiddelen, zo vermenen zij remonstranten, daar dezelvde reden voor hun aanwezig zijn, als welke ten dien opzichte voor die andere boerschappen pleiteden, ook eene billijke aanspraak te mogen maken op een van ’s landswegen aan hunne boerschap toe te leggen tractement voor eenen aan te stellen schoolmeester. En waarom zij dan (bezeffende het wezentlijke niet welke daarin voor hunne kinderen, zo wel als voor die van anderen, gelgen is om van hunne vroege jeugd af aan, in ’t zo noodzaaklijk lezen, schrijven enz. te worden onderwezen, te rade geworden zijn, zich tot Uw L(iede)n te wenden, eerbiedigst verzoekende:

Dat Gij L(iede)n aan de boerschap Reeze in gelijkheid van andere boerschappen in voorz(eid) Schoutämpt, van ’s landswegen moogt toeleggen een jaarlijksch tractement van vijfentwintig guldens, voor eenen door hun aan te stellenen schoolmeester.

Ofte etc., ’t welk doende.
C.L. Graef van Rechteren, als markenrigter.”