Op de prentbriefkaart is rechts de entree van de manufacturenzaak van Blein (bijgenaamd Duutsen Simon) te zien, die vanaf het voorjaar van 1936 huurder was van de familie Eefting. Blein verkocht o.a. damespullovers, kostuumrokken, damesonderjurken, korsetten, directoires en camisols. Na een huurperiode van vijf jaar werd Blein in staat gesteld het pand te kopen. Kort nadat hij eigenaar was geworden, moest de joodse koopman zijn activiteiten op last van de Duitsers staken…

Het Noord-Oosten van 12 augustus 1966 schreef:
“Hardenberg. Bij graafwerkzaamheden op de hoek van de Fortuinstraat, waar aannemer J.W. Hamhuis een nieuw winkelpand gaat bouwen voor Jamin, stuitte men op een hoeveelheid munten en kostbaarheden, die doen denken aan een oorlogstragedie. De politie is met de zaak op de hoogte gesteld, terwijl het aannemersbedrijf graag alles in het werk zal willen stellen om de rechtmatige bezitter, indien die nog mocht leven, in het bezit van de kostbaarheden te stellen.

Voor de funderingswerken was men op het bekende terrein aan het graven, waar jaren geleden het oude pand stond, dat vele jaren werd benut door rijwielhandel Breukelman. Men trof daar een vermolmd houten kistje aan met jampotjes voor geldstukken en antieke koperen sieraden: 192 zilveren rijksdaalders, 453 zilveren guldens, 16 kwartjes, 151 dubbeltjes, 9 halve stuivers, 394 centen, 2 driemarkstukken, een 6-armige koperen kroonlamp, een 8-armige koperen kroonlamp, een tinnen bord met de initialen I.G.B. en een tinnen bord met de naam F. Wolf. Voorts was er een koperen kandelaar en een kaarsenschaartje.

De oudste der aangetroffen munten droeg het jaartal 1872 en de nieuwste 1941, zodat daaruit wel zal kunnen worden afgeleid dat het geld in de oorlogsjaren op deze plaats is verborgen. De heer Hamhuis heeft in overleg met de politie het geld op de bank gedeponeerd, terwijl hij de voorwerpen thuis in bewaring houdt. Gezien de recente datum, lijkt het ons niet onwaarschijnlijk, dat de herkomst van een en ander nog wel kan worden achterhaald. Indien men hier te maken heeft met goederen, die door een der joden mocht zijn verborgen, dan wordt de kans daarvan uiteraard geringer. Het spreekt vanzelf dat met meer dan gewone belangstelling wordt uitgezien naar de opheldering van dit vraagstuk.”

De gevonden muntenschat en de overige voorwerpen, zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in de grond gestopt door de laatste joodse bewoner van het hoekpand, Simon Blein.

De kleurendia toont de bouwplaats anno 1966. Het oude hoekpand was door de aannemer reeds gesloopt en in de fundamenten waren de joodse bezittingen aangetroffen.