In het boek ‘Autentijke stukken over de jagt van de Stad Hardenbergh’, samengesteld door de vroegere stadssecretaris Jaocbus van Riemsdijk, lezen we een bijzonder extract (uittreksel) uit het boek van resolutiĆ«n der Stad Hardenbergh (het notulenboek van de stadsregering). De spanning tussen de burgers van de stad Hardenberg en de vrijheer van Gramsbergen liep aardig hoog op…

“Vrijdag den 24 octob. 1783, ’s avonds om 6 uuren. De secretaris heeft ter vergadering van schepenen en raaden voorgedragen; dat hij zowel in zijne publicque qualiteit als in die van burger dezer stad, zich verpligt rekende tot conservatie van der stads recht van jagt en maintien haarer burgeren daarin, ter kennis van Hun Weled. Achtb. te moeten brengen, dat hij heden achtermiddag met een zijner mede-burgeren, te weten Gerrit Boerrigter (die ook hier geroepen zijnde het navolgende geaffirmeerd heeft), benevens een broeder van hem secretaris, die tans bij hem gelogeert is, gejaagd hebbende in het Looser-Veld, zelfs verre beneden de Langewand, den Slingenberg en de Kooij, alwaar der stads burgeren voor den jaare 1748 altoos vrij en onverhinderd hebben gejaagd; aldaar op eene zeer brutaale wijze met personeele scheldwoorden over het jager ter dier plaatse was geattacqueerd geworden door den Heer van Gramsbergen met twee andere persoonen en zijn jager bij zich, sustinerende dat het zijn privaat jagtveld was, alwaar hij hun niet hebben wilde. En dat hij secretaris hem, hoewel te vergeefsch, op allerlei wijze hebbende getracht te doen bedaren, hem eindelijk toegevoegd hadde dat hij het veld niet voor het zijne kende, en, dat hij van dit zijn wedervaren rapport zouden doen etc.

Waarop zijnde gedelibereerd, hebben schepenen en raaden eenpaarig goedgevonden en besloten, om morgen gezamenderhand met zo veele burgeren als ‘er plaisier hebben mede te gaan, niet alleen te jagen ter plaatze waar hunne burgeren in voegen voorzeid zo brutaal door den Heer van Gramsbergen bejegend zijn, maar ook overal rondsom en langs de uitterste limiten van zijnen zogenaamden Krink of Havezate van Gramsbergen, immers zo verre als men dien dag zulks afjagen kan, of zal; en dat Hun Weled. Achtb. hunner stads- en burgeren jag-recht voortaan aldaar altoos zullen maintineren en defenderen. Pro vero extractu. J. van Riemsdijk, secret.”