Burgemeester Antoni van Riemsdijk schreef op 18 augustus 1836:
“Aan de Officier van de Rechtbank te Deventer. In de noodzakelijkheid geweest

zijnde om gisteren op de klagte deswegens van Albert Roelofs, landbouwer te Radewijk in de gemeente, een proces-verbaal op te maken ter zaake eener verwonding, hem in den vroegen morgen van dien dag zullende zijn toegebragt door W.D. Bots, commies der 4e klasse bij des Rijks Middelen, gestationeerd te Hardenbergh, zo heb ik de eer hetzelve proces-verbaal met deze aan U te doen toekomen, met verzoek om met de dientengevolge, casu quo, te ordonneerene voorlopige inquisitieën zo bij de personen van Jan Lubberts en van Hendrik Ligtenberg, de zoon, waarop de klager zich als getuigen komt te beroepen, als bij den beklaagden en zijnen confrère Ruth van Kraanen, wel mijn heer den Vrederegter dezes kantons te willen belasten, gemerkt mijne veele actuele occupatieën op dit moment ter secretarie der gemeente; intusschen mij, als mijnen zoon F.W. van Riemsdijk, med. et art. obstetr. doctor, mitsgaders chirurgijn ter Steede Hardenbergh, geadsisteerd hebbende bij de verbinding van den klager, genoopt vindende U tevens te informeeren dat ten gevolge van den slag hem zullende zijn toegebragt, ook het onderliggend bekkeneel eene breuk en aanmerkelijke indrukking heeft ondergaan, waarvan de fragmenten niet op te ligten, uit te neemen of in derzelver natuurlijke plaatzing terug te brengen zullen zijn, dan na eene voorafgegane panbooring in de nabijheid, waartoe echter de klager, die zich na de ontlasting van het uitwendig extravacaat minder pijnlijk bevind, en bij wien vooralsnog ook geene bijzonder in het oog lopende spooren van eigentlijke beleediging der hersenen aanwezig, momentlijk nog niet overreed heeft kunnen worden”.

Genoemde Albert Roelofs was gehuwd met Teune Jansen. Zelf was hij afkomstig uit het Duitse Laar en z’n echtgenote uit Den Ham. Na een aantal jaren in Ane gewoond te hebben, verhuisde het echtpaar in 1829 met kinderen naar Radewijk. Daar werden nog drie kinderen geboren.

Wat zich precies in Roke heeft afgespeeld, is niet bekend. Kennelijk had Albert het aan de stok gekregen met de commies Bots. Mogelijk had deze hem op heterdaad betrapt bij het smokkelen. De klap met de stok had Roelofs dusdanig verwond dat dokter Van Riemsdijk niet anders kon constateren dan dat het ‘onderliggend bekkeneel een breuk en aanmerkelijk indrukking’ had ondergaan. Met dat ‘bekkeneel’ werd de schedel bedoeld. De schedel was gebroken. De gebroken delen waren echter niet ‘op te lichten’, ‘uit te nemen’ of ’terug te plaatsen’. De gewonde Roelofs moest door middel van een ‘panbooring’ (het boren van een gaatje in de hersenpan) geholpen worden, maar dat weigerde hij. Aan deze zware kwetsuur hield Albert Roelofs kennelijk niets over, want hij zou maar liefst 86 jaar worden. Hij stierf in 1881 in Collendoorn.