Archieven: 2019-02-22

Toen, op 12 februari 1935: cold case, de moord op Van Os te Slagharen.

(een verhaal over een nimmer opgeloste moordzaak)

Moord Van Os Slagharen

In 1935 werd in Slagharen een bejaarde man vermoord. Zijn naam was Frans van Os, wonend op de Witman. De ‘enigszins zonderlinge’ vrijgezelle man was eerst een tijdje vermist, maar werd uiteindelijk dood aangetroffen in een sloot, niet ver van zijn woning. Een grondig politieonderzoek werd ingesteld en alles werd uit de kast gehaald om de dader of daders te vinden, maar er werd niemand veroordeeld. Uit dagrapporten van de brigade Hardenberg van de Koninklijke Marechaussee krijgen we een goed beeld van wat er in die dagen gebeurde. Ook de kranten deden uitvoerig verslag.

Het marechaussee-archief begint in februari 1935 met een brief van gemeenteveldwachter Theodoor Schuurman aan de burgemeester van Ambt Hardenberg.
De veldwachter maakt melding van de vermissing van de alleenwonende Johannes Franciscus (Frans) van Os uit de buurtschap ‘De Witman’ in Slagharen. Sinds zondag 3 februari had niemand hem meer gezien. De laatste tijd was hij geestelijk in de war. Het was dan ook niet onmogelijk dat hem een ongeluk was overkomen. Frans was op 31 december 1866 te Slagharen geboren, als zoon van Petrus Paulus van Os en Maria Gezina Bouck. De veldwachter gaf aan dat het ook mogelijk was dat er een sprake was van een misdrijf. Het was algemeen bekend dat Van Os dikwijls veel geld bij zich droeg. In zijn woning was wel zijn portefeuille met enig geld, een tabaksdoos, pijp en rijwiel gevonden.

Het signalement van Frans luidde: 1 meter 60 lang, smal en tenger, mager persoon, donker uiterlijk, grijzend haar en knevel, smal aangezicht, lang met ingevallen wangen, donkere ogen, vermoedelijk gekleed in een manchesterbroek en jas, grijze jekker, donker gestreepte of grijze pet, geel gekleurde of witte klompen.

De laatste tijd had Van Os zich zonderling gedragen. Hij sprak althans tegen meerdere mensen over zijn geld, dat hij bijeen gespaard had. De man was een oud-militair die van zijn pensioentje kon leven en iets bijeen kon sparen door zijn zeer zuinige leefwijze.

Ruim een week later, op 12 februari rond 11 uur ’s ochtends, werd het lijk van Frans door een zekere H. de Boer gevonden in een waterleiding, op een afstand van ongeveer 400 meter van zijn woning. Voorlopig werd geconstateerd dat hij een tweetal schotwonden in zijn hoofd had (de kogel was aan de achterzijde het hoofd binnengedrongen en had het via het voorhoofd weer verlaten), terwijl een koe-touw om zijn onderlichaam was gebonden. De wonden waren waarschijnlijk veroorzaakt door een oud model trommelrevolver. Ook vertoonde het lijk sporen van slagen met een stomp voorwerp (later bleek dit een in de hooiberg gevonden hamer – met bloedsporen – te zijn). De burgemeester, Herman Heinrich Weitkamp, die met behulp van de gemeenteveldwachter Cornelis Servaas Pisuisse het onderzoek leidde, nam het lijk in beslag en bracht het met een bestelauto over naar het ziekenhuis in Hardenberg. De schouw van het lijk had plaats door dokter Gouwe, die een hoofdwond alsmede een oogwond constateerde. Daags erna werd door dhr. Hulst uit Leiden, in het bijzijn van de officier van justitie uit Almelo, het sectieonderzoek verricht. Uit die onderzoeken kon niet vastgesteld worden of moord dan wel zelfmoord had plaats gevonden. Na het onderzoek door dhr. Hulst werd het lijk vrijgegeven en in een verzegelde kist in het baarhuisje op het R.K.-kerkhof in Slagharen opgebaard.

Een vermoedelijke dader werd gauw gevonden. Naar aanleiding van een artikel over de moord in het Nieuwsblad van het Oosten reageerde ene G. Schuurhuis uit Enter die verklaarde dat J. Kollen uit Brucht vroeger regelmatig bij hem was komen aanlopen, toen men nog in Vroomshoop woonde. Hij had meerdere malen voorgesteld om mee te gaan naar een zekere Van Os, om hem van zijn duiten te beroven. Toen Schuurhuis hem erop attent maakte dat dat zo maar niet ging, zou Kollen gezegd hebben: ‘als de oude het zo niet wil geven, heb ik nog wel een goede knakker-revolver’. Naar aanleiding van deze tip werd G. Kollen gearresteerd en overgebracht naar de marechausseekazerne. De man ontkende, maar stond alom ongunstig bekend en zou met behulp van een ander zeker tot een misdrijf in staat zijn.

De opperwachtmeester Den Besten schreef op 5 maart aan notaris B.H. Kelder te Dedemsvaart dat hij bij huiszoeking in het pand van de overledene de volgende munten had aangetroffen: 1 zakje inhoudende 87 rijksdaalders en 138 guldens; 1 zakje inhoudende 1107 kwartjes; 1 zakje inhoudende 1872 dubbeltjes en 1 zakje inhoudende 58 centen (4 2½-centstukken en 48 centen). De guldens waren grotendeels oud en niet meer in roulatie.

Twee dagen later schrijft de opperwachtmeester aan de officier van justitie dat hij een geschikte kracht aan het werk heeft gezet voor het verzamelen van inlichtingen en dat hij het nog te vroeg achtte om een beloning uit te loven in een dagblad. De aandacht was op dat moment gevestigd op een zekere J. Ruinemans, een ongunstig bekend staand persoon te Slagharen. De persoon was voorheen zeer arm, maar nu had hij zich nieuwe goederen gekocht en de laatste dagen was hij meerdere malen in herbergen gezien.

Op 17 april scheen er nog geen schot in de zaak te zitten. De opperwachtmeester schreef toen aan de officier van justitie dat het uitloven van een beloning in de moordzaak te Slagharen het beste geplaatst kon worden in de Zwolsche Courant en de Vechtstreek van drukker R.E. de Bruin in Hardenberg. Deze bladen werden het meest in de omgeving gelezen. Na plaatsing van het artikel, waarin een beloning werd uitgeloofd, werd in de krant melding gemaakt dat men algemeen van mening was dat het uitloven van een bedrag van 100 gulden weinig nut zou hebben. In augustus 1935 was de aandacht nog altijd gevestigd op Ruinemans. Verdere inlichtingen waren er niet en het resultaat was zeer gering.

Tot zover de dagrapporten uit het archief van de marechaussee. Dan de kranten…

De Vechtstreek van 9 februari 1935:
“Slagharen. Verdwenen. De alleenwonende ongeveer 70-jarige Frans van Os, wonende in de buurtschap De Witman, is plotseling verdwenen. Een onderzoek heeft nog geen enkel definitief resultaat gehad. Zondag vonden de omwonenden de woning gesloten. Ze waarschuwden de veldwachter, die denzelfden avond een uitgebreid onderzoek instelde, hetgeen geen resultaat had. Maandagmorgen werd weer een onderzoek ingesteld, ook heeft men de wijken in de omgeving afgezocht, daar aan een ongeluk werd gedacht. Des maandags heeft ten overstaan van de politie de inventarisatie van de bezittingen plaats gehad en zijn uitgebreide maatregelen genomen. Het onderzoek duurt voort.”

De Telegraaf van 13 februari 1935:
“Verongelukt of vermoord? 12 februari heeft men in een ongeveer 80 cm. diepe vaart het verminkte lijk gevonden van den ruim 70-jarigen F. van Os, die sedert 2 febr. spoorloos verdwenen was. De man had een touw om den buik, terwijl het hoofd verschillende verwondingen vertoonde, aldus De Telegraaf. Van Os werd gevonden door H. de Boer die onmiddellijk de omwonenden alarmeerde, waarop men gezamenlijk den man uit het water haalde. De lijkschouwing werd verricht door dr. Gouwe uit Lutten, die constateerde, dat hier vermoedelijk van moord sprake is. Er zijn bovendien aanwijzingen dat het een roofmoord is, aangezien in de woning van Van Os vrijwel geen geld was gevonden, terwijl toch bekend was dat de man, die zuinig leefde, wel eenig geld moest hebben. De overledene was een ietwat zonderling mensch. Hij had in zijn jonge jaren bij het Nederlandsch-Indische leger gediend en genoot uit dien hoofde eenig pensioen. Voortdurend had hij den laatsten tijd tegen buren en anderen gesproken over het geld dat hij had uitstaan en een gedeelte dat hij geregeld bij zich droeg. Hij had de gewoonte zich vrij geregeld van zijn woning op de Witman naar het huis van familieleden te begeven. Deze familie woonde in de Westerslagen en Van Os moest, om den weg naar zijn familie af te leggen, een zeer eenzaam gedeelte passeren. Dicht in de buurt is aldaar een ongeveer drie meter breede waterleiding, waarin ongeveer 80 cm. water staat en het is in dit watertje dat men het lijk van Van Os vond. Dat het hier een gewonen verdrinkingsdood betreft, kan niet goed worden aangenomen. Ook pleiten de aanwijzingen tegen zelfmoord. Het lijk is door de politie in beslag genomen. Het is eerst vervoerd naar Slagharen en van daar per auto voor nader onderzoek naar het ziekenhuis te Hardenberg. De politie hult zich omtrent het gebeurde in een diep stilzwijgen, doch algemeen wordt aangenomen dat het hier een moord betreft en dat het te doen was om het geld van den zonderling. In het plaatsje Slagharen heeft dit geval een diepen indruk gewekt en het is het onderwerp van veler gesprekken.”

De Banier van 14 februari 1935:
“Het gebeurde te Slagharen ene misdrijf. Het onderzoek op het lijk van F. van Os te Slagharen heeft een dusdanig resultaat gehad, dat onmiddellijk na ontdekking daarvan de officier van justitie uit Almelo, in gezelschap van marechaussee en gemeentepolitie, een nader onderzoek zijn begonnen in de woning te Slagharen. Daaruit blijkt dat een gewelddadige doodsoorzaak is vastgesteld. Nader wordt van niet-officiële zijde aan ons meegedeeld dat de man blijkt te zijn doodgeschoten. Mogelijk is hij in de eenzaamheid meegelokt en daar om het leven gebracht. In de woning is althans niet het minste spoor van geweld aanwezig. Een nader onderzoek wordt ingesteld.”

De Vechtstreek van 16 februari 1935:
“Beestachtige roofmoord te Slagharen. Reeds ruim een week lang was spoorloos verdwenen de 70-jarige Frans van Os. Sedert zaterdag 2 februari heeft niemand de alleenwonende man, die iets zonderling was, weer gezien. Pas zondagavond heeft de politie zich met deze zaak bemoeid en aanvankelijk besteedde men niet veel aandacht aan de zaak, aangezien er vermoedens bestonden dat hier een zelfmoordgeval had plaatsgevonden. Enkele bekenden van de man waren er echter van overtuigd dat zulks niet het geval was en het lijkt er ernstig op dat de man is vermoord om aan zijn bijeen gespaarde gelden te komen. Dinsdag heeft men zijn lijk gevonden in een waterleiding die loopt door de Westerslagen in onze plaats en weinig meer is te noemen dan een flinke sloot. Aan het hoofd waren enige ernstige wonden, terwijl om het middel een touw was gebonden op een zodanige wijze dat men daaraan gemakkelijk een lijk zou kunnen voortslepen. Het is niet aannemelijk dat iemand in een dergelijke sloot zelfmoord pleegt, terwijl het veel meer juist lijkt dat men hem daarheen heeft geworpen om vooral de eerste dagen den man onvindbaar te maken. De schouw van het lijk had plaats door dr. Gouwe uit Lutten die enkele aanwijzingen bleek op te merken die aan een gewelddadige dood deden denken. Er was een hoofdwonde, alsmede een oogverwonding. Omtrent dit onderzoek kon men ons geen nadere gegevens verstrekken, daar de politie blijkbaar in het belang van ’t onderzoek een en ander niet nader toe kon lichten. Het lijk werd voor nader onderzoek naar het ziekenhuis te Hardenberg vervoerd, waar men wel zal wachten op nadere instructies van de justitie. Men vond den man, daar de familie op onderzoek was uitgetogen, omdat men vermoedde dat hij in deze omgeving was verdronken. Deze weg ging hij zeer vaak om zijn vrienden, een zekere familie Uitzetter, te bezoeken. Dit is een zeer eenzame weg. Op vrij grote afstanden staan de eerste woningen, zodat het heel goed mogelijk was dat hij hier te water was geraakt. Een zekere H. de Boer vond het lijk in de waterleiding. Deze stroomt op een afstand van circa 70 meter van de weg waar hij langs moest gaan. Het is dus zeer onaannemelijk om te vermoeden dat hij hierin ongelukkigerwijs is geraakt, terwijl het bovendien zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht dat hij daarin zelfmoord heeft willen plegen, aangezien de sloot zeer ondiep is. Direct werden hier omvangrijke maatregelen genomen, opdat het onderzoek vanwege de justitie ongehinderd kon plaats vinden. De gedragingen van den man waren den laatsten tijd weliswaar iets zonderling te noemen. Hij sprak althans tegen meerdere mensen over zijn geld, dat hij bijeengespaard had en er zijn aanwijzingen die doen vermoeden dat dit voor hem noodlottig is geworden. Het was algemeen bekend dat de man wel geld had en voor zover ons werd medegedeeld moet er in zijn woning niet veel geld zijn gevonden. De man zelf was een gepensioneerd soldaat, die van zijn pensioentje kon leven en iets bijeen kon sparen door zijn zeer zuinige leefwijze. Het onderzoek dat nu zal moeten worden ingesteld, is zeer omvangrijk. Het heeft alle schijn dat de eventuele daders in verschillende opzichten de schijn hebben willen wekken dat het hier een zelfmoord betrof. De daad zelve heeft men rustig kunnen voorbereiden en afdoen en wat de baten daarvan zijn geweest, zal wel zeer moeilijk zijn vast te stellen. Het onderzoek van het lijk zal naar we hopen nog enig licht opleveren, terwijl men voorts misschien zal kunnen zoeken in de richting van personen die met de leefwijze van den man op de hoogte waren. Woensdag werd door de deskundige dr. Hulst te Leiden het lijk onderzocht. Het parket van Almelo heeft zich naar Slagharen begeven. Het lijk is vrijgegeven en wordt op de R.K. begraafplaats ter aarde besteld. Na het onderzoek van dr. Hulst uit Leiden, is het lijk vrijgegeven en in verzegelde kist in het baarhuisje op het R.K. kerkhof opgebaard. De begrafenis van het slachtoffer was donderdagavond. De zaak heeft in onze plaats een niet geringe beroering gewekt. Hoewel de man een zonderling was, betreurt men het algemeen in hoge mate dat hij op een dergelijke wijze om het leven is gekomen. De medewerking van de inwoners dezer plaats is dan ook niet gering en mogelijk kan dat nog wel opheldering brengen. Het onderzoek zal voorlopig nog wel gaan in de richting van de twee niet herkende personen die op de bewuste weg nabij de eenzame streek waar het lijk werd gevonden, zijn ontmoet. Het is erg jammer dat de gegevens daaromtrent zo vaag zijn, maar het is te hopen dat achteraf zal blijken dat niet de twee mannen van hier de enige zullen zijn geweest, die dit geheimzinnige tweetal hebben ontmoet.”

Nieuwsblad van het Noorden, 18 februari 1935:
“Uit de laatste gegevens, die nu aan het licht zijn gekomen in den moord op den ouden Van Os te Slagharen, is komen vast te staan hoe gruwelijk het drama, dat plaats vond, wel is geweest. Bij nader onderzoek in de woning zijn bloedsporen gevonden. Tot nog toe was niet bekend op welke wijze het misdrijf heeft plaats gevonden, maar thans staat men voor de nuchter waarheid dat Frans van Os in zijn woning is neergeslagen. Misschien is pas veel later het schieten gevolgd. Waarschijnlijk hebben de daders Van Os in zijn woning in zooverre onschadelijk gemaakt dat zij hem zijn spaarduitjes hebben kunnen ontrooven. Daarna, voor of na het wegbrengen van het lichaam, moeten zij in de woning verschillende voorwerpen zoodanig hebben neergelegd dat het de schijn van zelfmoord wekte. Zodoende hebben zij ook allen tijd gehad om de pet en de klompen te doen verdwijnen.”

De Telegraaf, 26 februari 1935:
“Slagharen. Na den geheimzinnigen dood van Van Os is bij een ingesteld onderzoek een groot bedrag aan geld gevonden. Tot zelfs in de hanebalken van de woning was het geld verstopt. Het was alles zilvergeld, waaronder vele guldens en rijksdaalders, die reeds niet meer in omloop zijn. Van Os verkeerde blijkbaar in de gedachte dat dit geld om het betere zilvergehalte, beter waarde zou blijven behouden. In totaal is ongeveer f 1000,- gevonden. Het onderzoek wordt met kracht voortgezet en ook is weer iemand aangehouden.”

Nieuwsblad van het Noorden, 26 maart 1935:
“Het omvangrijke onderzoek inzake den gruwelijken moord op den ruim 70-jarigen Frans van Os, die voor bijna twee maanden heeft plaats gevonden, heeft tot nog toe niet de minste definitieve resultaten gehad, voor zoover wij dat althans kunnen nagaan. Men is er aanvankelijk in geslaagd om aan te toonen op welk een gruwelijke wijze de man om het leven is gebracht. Ook heeft men kunnen constateeren, dat de portefeuille van het slachtoffer, waarin vermoedelijk een heel bedrag aan geld geborgen is geweest, vrijwel geledigd was, maar de daders van het ontzettend misdrijf heeft men niet kunnen vinden. Het lijkt er sterk op dat deze verschrikkelijke geschiedenis, evenals destijds de moord te Koekange, onopgehelderd zal blijven.”

De Vechtstreek, 27 april 1935:
“Slagharen. De moord op Frans van Os. Het besluit van den Officier van Justitie om een beloning van f. 100,- toe te kennen aan degenen die dusdanige inlichtingen verstrekken dat men kan komen tot veroordeling van de dader(s) van den roofmoord op Frans van Os, heeft in onze plaats weinig waardering gevonden. Algemeen is men van oordeel dat een dergelijk bedrag heel weinig nut zal hebben. Hier is een daad gepleegd die toch zeer zeker ook in de ogen van de justitie een gruwelijke genoemd moet worden. Het was geen plotseling gepleegde gewelddaad, maar een daad die volgens weloverwogen plannen moet zijn volvoerd, waarbij alles er op wijst dat de oude Van Os op beestachtige wijze als het ware langzaam is afgeslacht. Onze plaatsgenoten zijn dan ook van oordeel dat een heel wat hogere prijs gesteld diende te worden op het (de) hoofd(en) van de dader(s), die zich aan dit vergrijp heeft (hebben) schuldig gemaakt.

Het Oosten, 10 oktober 1935:
“In de woning van den dit voorjaar vermoorden, bejaarden Van Os, heeft de nieuwe eigenaar, de heer B. Folkerts, onder een stoepje bij het aanrecht f. 70,- aan zilvergeld gevonden. De justitie had destijds, op verschillende plaatsen verstopt, ook reeds geld aangetroffen. Van Os zat er dus blijkbaar warmpjes in, doch hij leefde in de armoedigste omstandigheden. Naar het heet zal de vinder het geld kunnen beschouwen als een afschrijving op de koopsom.”

De Vechtstreek van 14 december 1956:
“De moord op Frans van Os te Slagharen. Kwetsende geruchten missen grondslag. De lugubere moord op Frans van Os te Slagharen, nu reeds meer dan twintig jaren geleden gepleegd, is de laatste week weer in het middelpunt van de belangstelling geplaatst. Geruchten doemden nl. op dat een met name genoemde Slagharenaar in een zenuwinrichting de moord zou hebben bekend. Van officiële zijde deelt men ons in dit geval mede dat hierover in het geheel niets bekend is. Alle geruchten blijven totaal onbevestigd en het is voor enkele personen buitengewoon pijnlijk dat deze zaak zo wordt opgeblazen. Als strafzaak is deze misdaad verjaard. Wel zou het van groot belang zijn dat de zo geruchtmakende moord eens zou worden opgehelderd, al was het in de eerste plaats dan maar om vele personen, die geheel ten onrechte in verband met dat droevige gebeuren zijn genoemd, te rehabiliteren.”