Op 29 juni 1944 werd door de ondergrondse een overval gepleegd op het kamp van de N.A.D. (Nederlandsche Arbeids Dienst) in Heemse. Onder bedreiging van automatische pistolen werd de wacht tegen de muur gezet, daarna gebonden en in een cel opgesloten. Ontvreemd werden een radiotoestel, een aantal kledingstukken, schoenen en enige dekens”, aldus Hilversum 3 op 21 juli 1944. De radiozender meldde het voorval pas drie weken later en vermeldde abusief dat de overval op 26 juni had plaats gevonden.

Niet alleen Hilversum 3 maakte gewag van de overval. Verschillende Duitsgezinde kranten deden dat ook, maar eveneens met afwijkende data waarop de overval zou zijn gepleegd.

De krant ‘De Vrije Gedachte’ van 12 juli schreef:
“Op 27 juni werd het N.A.D.-kamp overvallen en finaal leeggehaald. 21 man werden opgesloten. Twee vrachtauto’s vol kleding, uitrustingsstukken en schoppen werden meegenomen.”

De krant ‘Ons Ochtendblad’ van 25 juli telde er nog een dag bij en meldde:
“Op 28 juni omstreeks 2 uur werd een overval gepleegd op het N.A.D.-kamp te Heemse, waarbij onder bedreiging met pistool veel materiaal werd meegenomen.”

Het verzetsblad “V.O.D.” (Voorlichtingsdienst van ‘Je Maintiendrai’) hield het weer op 27 juni.

De juiste datum was echter 29 juni. Dat blijkt klip en klaar uit het bewaard gebleven proces-verbaal dat op 30 juni 1944 door de Hardenbergse NSB-burgemeester Overbeek werd geschreven.
Hij rapporteerde aan de Commissaris van de provincie Overijssel dat daags ervoor een overval had plaats gevonden op het N.A.D.-kamp in Heemse. Het kamp zou al worden opgeheven en in verband daarmee had het nog maar een bezetting van tien personen. De ‘bewoners’ van het kamp waren al overgeplaatst naar de Noordoostpolder. Daar konden ze aan het werk in de zware klei van de polder, terwijl ze gelegerd waren bij Lemmer en bij Urk. Maar liefst acht, met pistolen gewapende, overvallers hadden de twee wachten overvallen, gekneveld en opgesloten. Vervolgens hadden ze de commandant van het kamp, onderhopman en oud-Oostfrontstrijder Zuidersma, in zijn bed overvallen en gekneveld. De overigen kregen er niets van mee en waren ‘gewoon’ blijven slapen. De overvallers gelukte het om uit de zogenaamde rustkamer een grote hoeveelheid textiel te stelen, waaronder burgerkleding, ondergoed en uniformstukken, al met al een kleine vrachtwagen vol. De drie overvallers die de onderhopman bewaakten, hadden gedurende ongeveer twintig minuten een politiek gesprek met de man gevoerd.
Aan het einde van de brief aan de commissaris voegde Overbeek nog toe: “Ich möchte bemerken, dass dieses Lager ungefähr drei kilometer vom Zentrum entfernt liegt, mitten im Wald und das im ganzen Umkreis kein Haus steht.”