Toen, op 3 maart 1795: Hardenberg was het strijdtoneel.

0303_oorlog_Fransen
In de Ommelander Courant van 6 maart 1795 lezen we:
“Zwolle, den 3 maart. Men verzekerd, dat er bij den Hardenberg een affaire is voorgevallen tusschen de Franschen en de Engelschen. Dat een gedeelte van de agterhoede der Engelschen was terug gekomen en op den Hardenberg was aangerukt, de Franschen die aldaar maar in een klein aantal waren, daar uit eerst zouden hebben moeten retireeren, dog dezelve uit Coevorden en Ommen versterking bekomen hebbende, hadden zij de Engelschen daar weder uit gedreven”.

Om dit bericht te kunnen duiden, is het handig de toenmalige situatie te schetsen. Na de revolutie in 1789 begon Frankrijk enkele jaren daarna met forse uitbreiding van het Franse grondgebied. In 1793 verklaarde Frankrijk ons land de oorlog. Door de patriotten werd de komst van de Fransen juichend tegemoet gezien: zij zouden een vernieuwing brengen.

De Staatsen, de orangisten, werden in hun strijd tegen de Fransen gesteund door Britse-Hessische-Hannoverse geallieerden. In de winter van 1794-1795 marcheerden de Fransen over de bevroren rivieren de Noordelijke Nederlanden binnen. Revolutionaire comité’s namen de macht over en orangistische hoogwaardigheidsbekleders vluchtten, maar werden in het algemeen ongemoeid gelaten. De nieuwe patriottische regering veranderde de naam van de Republiek in die van “Bataafse Republiek.”

De Bataafse Republiek was uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat erfstadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Vijf dagen later dwongen de Franse troepen, aangekomen bij Den Helder tot de overgave van de Nederlandse vloot aan de Franse cavalerie. Eind januari 1795 waren ook Hattem, Kampen en Zwolle revolutionair. Op 14 februari stonden de troepen voor de stad Groningen. Het Engelse leger verliet de Republiek via Embden.

Kennelijk was een deel van de achterhoede van de Engelse geallieerden afgesneden van de hoofdmacht, want nog op 3 maart 1795 waren ze in de omgeving van Hardenberg. Daar streden ze tegen de Fransen die Hardenberg bezetten. Volgens het krantenbericht was er maar een klein aantal Franse soldaten in Hardenberg en lukte het de Engelsen om ze te verdrijven. Toen de Fransen echter versterking kregen uit Coevorden en Ommen, kregen ze Hardenberg weer in handen en werden de Engelsen verdreven…
Daarmee was Hardenberg voor heel even het strijdtoneel van ‘wereldmachten’, nu al weer enkele eeuwen geleden…


Toen, op 29 april 1814: Amsink geslachtofferd.

Op 29 april 1814 werd de Hardenbergse fuselier (geweerschutter) Jan Willem Amsink getroffen door een kanonskogel en verloor daarbij het leven. Hij was een van de laatste slachtoffers van de Fransen die de vesting Coevorden tot het allerlaatst met hand en tand verdedigden.

Een door zijn zusjes Margaretha Elisabeth en Anna Aleida Amsink geplaatste advertentie in de Departementale courant van de Monden van den Yssel van 6 mei 1814 herinnert aan het ongehuwde Hardenbergse oorlogsslachtoffer. Jan Willem was een zoon van logementhouder Frerik Amsink en Hermina Baerselman. Hij was op 6 juli 1777 gedoopt in de kerk in Hardenberg.


Toen, op 13 september 1781: Slag bij de Doggersbank.

In de Amsterdamsche Courant van 13 september 1781 werd deze advertentie geplaatst: “Heden word bij de wed. J. van Schoonhoven te Utrecht uitgegeven en is alom te bekomen: Op de Nederlandsche Zege bevogten op de Engelschen in ’t Zeegevegt van den 5 augustus 1781, door de Hoog Ed. geb. Vrouwe Baronesse Clara Feyoena van Raesvelt, geboren Van Sytzama op den Huize Heemse”.

Een exemplaar van het pamflet is bewaard gebleven en gedigitaliseerd door de Koninklijke Bibliotheek.

‘Wi o Nederlandsche Helden,

Voelt zijn hart niet gansch verrukt,

Als hij elk met vreugd hoort roemen,

Hoe gij ’t oude voetspoor drukt;

’t Voetspoor van die wakkre braven,

Die, door dapper krijgsbeleid,

Neerlands hals aan ’t juk onttrokken

Van de Spaansche Mogendheid!

Braven die aan ’t spits der heiren,

Drongen zelfs door muur en vest;

En

En de Kastiljaansche vanen

Dreven uit ons vrij gewest,

Dan ik zwijg der Ouden daden,

Reeds twee eeuwen elk bekend:

‘k Zing mijn dappre tijdgenoten,

Daar thans elk het oog naar wendt.

Gij, geboren Nederlanders,

Die, vol ijver en vol moed,

IJldet naar de Noordsche streken,

Om te koelen ’t gistend bloed;

O hoe blaakte uw hartsverlangen,

Om den opgezwollen Brit

Neerlands Helden te doen kennen!

Vechten was uw hope en wit.

Vriendschapsbanden, kroost en magen

Hindren Batavieren niet;

Deden uwen moed niet flaauwen,

Toen gij ’t Vaderland verliet.

Waart

Waart gij toen ons oog ontweken,

't Hart bleef voor U open staen;

't Smeekte God, dat gij mogt keeren,

Rijk bekranst met Lauwerblaan.

Gij, dus moedig afgevaren,

Zaagt noch naauw den vijfden dag,

Uit de Noordsche plassen, klimmen,

Toen men reeds den Vijand zag.

Naauwlijks vijf en dartig mijlen,

Van de Vaderlandsche Zee,

Zaagt gij PARKER trotsch verschijnen,

Als een dwingland van de Zee.

O hoe blonk Uw moed en ijver,

Op dat langgewenscht gezicht,

Om uw vijand blijk te geven,

Dat geen Batavier ooit zwigt.

't Schuim stond op uw Heldenlippen,

't Vuur vonkte uit uw schittrend oog.

Op 

Op het rijzen van de bloedvlag,

Steeg uw blij gejuich om hoog.

De afgrond zelfs seheen hier te koken,

Van uw gloeiend Heldenvuur;

’t Firmament van een te scheuren:

Ja ’t scheen de avond der Natuur!

’t Donderen der moordkartouwen;

’t Ruisschen van het menschenbloed,

Onverschrokken Leeuwendalers,

Spoorden steeds uw leeuwenmoed.

Zoo bevocht gij fier de zege.

PARKERS trots werd u ten spot.

Neerlands dappre vlotelingen

Hielden zee, en dankten God.

Hollands heldenbloed, aan ’t gisten,

Schroomt geen ongelijke kans,

Moed, die overmagt doet zwichten,

Haalt de schoonste Zegekrans.

Rui

RUITER, TROMP, PIET-HEIJN, VAN GALEN

Toonden zulks, in klaren dag,

Zelfs op ’s Vijands strand en wallen,

Noch verschrikt voor Neerlands vlag,

ZOUTMAN, DEDEL, KINGSBERG, BENTINCK,

BRAAK en STARING en VAN BRAAM

Doen thans d’ Ouden roem herleven

Van den Nederlandschen naam.

Dat heet voor de vrijheid strijden,

God en ’t Vaderland getrouw.

Wie zou U geen eerzuil stichten,

Zuilen van ons Staatsgebouw!

Nooit zal ’t Nakroost zien verrijzen

Oogstmaands vijfde morgenzon,

Zonder aan den đag te denken,

Die den luipaard temmen kon.

Toef, o God, op onze Vloten,

Blijf ons met Uw zegen bij.

Schenk

Schenk den Helden hulp in ’t strijden,

Tot er de overwinning zij!

Dat zal ’s Vijands trotsch beschamen:

Ieder toonen, dat hij leeft,

Die, in ’t nijpen der gevaren,

Nooit zijn biddend volk begeeft,

Zoo moet England ons haast smeeken,

Om den vrede ons snood ontroofd.

Hoort – vier werelddeelen juichen:

NEERLANDS BONDGOD ZIJ GELOOFD’.


CLARA FEIJOENA van RAESVELT.
Geboren van SIJTZAMA.
Op den Huize HEEMSE, 1781.

Lees meer over de Slag op https://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_de_Doggersbank_(1781)