Op 8 januari 1968 opende de Prof. Waterinkschool voor buitengewoon lager onderwijs voor het eerst haar deuren. Het lukte maar net, want het viel tegen om het vereiste aantal leerlingen te krijgen. Men begon in de oude, afgekeurde school aan de Stationsstraat. Het gebouw was echt niet veel: drie lokalen en een gang. Er waren nog wel een paar lokalen meer, maar daarin was de gemeentelijke U.L.O.-school gehuisvest. Na hun vertrek was het hele gebouw beschikbaar voor de Waterinkschool, maar ook toen was het in allerlei opzichten behelpen.

Een voorbeeld: warm water was er niet. De schoolschoonmaakster gebruikte om dat te krijgen een elektrische dompelaar. Maar… op een middag vergat ze de stekker uit het stopcontact te halen en de volgende morgen was de dompelaar met emmer en al dwars door de kruk gebrand. De gevelkachels waarmee de lokalen werden verwarmd, hadden de nare eigenschap om verstek te laten gaan juist op die momenten dat het koud was. Als het hard regende, moesten er emmers en teilen geplaatst worden om het ergste overstromingsgevaar te weren. Ook een steeds weerkerende ergernis waren de kapotte ruiten op de maandagmorgen. Ondanks alles: dat oude schooltje had sfeer.

Naast alle bouwkundige en technische problemen kwam ook nog een ander probleem, namelijk het vervoer. De Prof. Waterinkschool was vanaf het begin een streekschool en aanvankelijk werden de leerlingen gehaald en gebracht met een grote bus van een busonderneming. Later werd besloten het vervoer in eigen hand te nemen. Eerst met één VW-busje en een eigen auto, later met meer busjes. Hoewel deze wijze van vervoer grote voordelen had (direct contact met de ouders, geen kans op spijbelen), was het wel een extra belasting voor de leerkrachten: het halen en terugbrengen van de leerlingen kostte wel een paar uur per dag.

Al vanaf het begin werd er onderhandeld over een nieuw te bouwen school. In september 1973 kon een gloednieuw schoolgebouw in gebruik genomen worden aan de Gramsbergerweg.