In het archief van de voormalige gemeente Ambt Hardenberg wordt dit proces-verbaal bewaard:
“Op heden den 16en october 1835, des achtermiddags ten 4 uren, compareerde voor ons Antoni van Riemsdijk, burgemeester der gemeente het Ambt Hardenbergh, Anna Margaretha Kreemers, weduwe van wijlen Jan Prengers, arbeidster, wonende te Slagharen in de gemeente klaaglijk te kennen gevende dat dezen morgen door een harer dogters ontdekt zijnde, dat een gedeelte haarer ten harent te velde staande boekweit door vreemde schapen was afgeweid geworden, en deze zulks dezen middag ten twaalf uren aan haar komende verhalen ten aanhoren van hunne buurlieden Hendrik Middendorp en vrouwe Helena Maria Menken, met welke sedert de maand september des vorigen jaars op een en hetzelve veeneslag van Roelof Westerman te Lutten, vroeger door dezelve alleen bewoond, waren komen wonen, dit het gevolg heeft gehad, dat dezelve haare buurlieden, wier beesten meermalen dezen zomer uit hunne aardappelen hebben moeten jagen, zich dit verhaal, waarbij echter niemand door haare vorenbedoelde dochter werd genoemd, nog eenigen eigenaar van de vorenbedoelde schapen aangeduidt, kwamen aan te trekken en dadelijks, wezende elks met een knuppel gewapend, in hevigheid de voormelde huisvrouw met het schelden van oude en openbaare heks, tegens haar kwamen uit te vaaren, met alleen maar ook dezelve Hendrik Middendorp haar met zijne klompen tegen de linkerknie en het been te stooten, waarvan deze ligchaamsdeelen dan ook de duidelijkste merkteekenen zouden dragen.
Deze merkteekenen nu aan dezelve knie en been der klagersche duidelijk gezien hebbende en door haar als getuigen omtrent het voormelde gebeurde aan ons opgegeven zijnde hunne mede-ingezetenen te Slagharen voormeld Frans Sieder en vrouwe Margaretha Maria Tecklenburg, zo hebben wij van de onderwerpelijke aanklagte dit tegenswoordige proces-verbaal ten bijwezen van klagersche opgemaakt.”

Twee weken later werd, op verzoek van de officier van justitie, ook de verklaring op papier gezet van de tegenpartij Hendrik Middendorp en diens echtgenote Leena Maria Menken:
“… dat zij beklaagde daarop met haren man, die weliswaar eene stok in zijne hand droeg, doch wezende zij ongewapend, ook op de klagersche, wezende met eene veenhark gewapend en daarmede dreigende denzelven over het hoofd te slaan, aangaande, en deze beginnen haar te schelden voor eene landkaart enzovoort, zij haar, op het herhaalde voetspoor van meerdere hunner mede-ingezetenen te Slagharen wederkeerig heeft gescholden voor eene oude openbare heks, en dat de klagersche daarop, als voorzegd, voortdurend dreigende haren man met de veenhark over het hoofd te slaan en, haare rokken optillende, dezen toevoegende: blaast mij in mijne achterste!, deze dan zijnen voet heeft genomen en met den klomp na dezelve heeft geschopt…”